Gevaar!
Reizen met de trein werd in de loop van de oorlog steeds gevaarlijker. NS moest verschillende maatregelen nemen tegen de toenemende beschietingen door geallieerde vliegtuigen. De piloten zagen vanuit de lucht geen verschil tussen Duitse Wehrmachttreinen en treinen met burgers. Alleen al in 1944 vielen bij deze luchtaanvallen 276 slachtoffers, waaronder tientallen NS-medewerkers. Om vooral ’s nachts zo min mogelijk aandacht te trekken, werden locomotieven en rijtuigen verduisterd. Wanneer er geallieerde jagers waren gesignaleerd, werd dit pijlsnel telegrafisch doorgegeven aan de verschillende stations. Vervolgens werd een geel-blauw-gele vlag gehesen om het treinpersoneel te waarschuwen voor luchtgevaar. Daarnaast kregen de spoorwegen steeds vaker te maken met sabotage door het Nederlandse verzet, waardoor de Duitsers in 1942 eisten dat een zogeheten ‘railwacht’ werd opgericht. Deze had tot taak het spoor grondig op ongeregeldheden te controleren en zo ongelukken te voorkomen.
Geallieerde luchtaanvallen
Treinbeschieting
Treinbeschieting
Aquarel van D. van Rijn van een treinbeschieting uit 1994, Collectie Spoorwegmuseum, schenking Vrienden van het Spoorwegmuseum.
In 1994 maakte D. van Rijn een aquarel met een afbeelding van een luchtaanval door geallieerde jachtvliegtuigen op een trein in 1944. Het beeld van een stoomlocomotief uit de serie 6300 met een geel-blauwe vlag is historisch gezien niet correct: dit soort vlaggen werd bij luchtgevaar alleen bij stations opgehangen en nooit op een locomotief. Toch geeft de voorstelling een goed beeld van het gevaar waaraan locomotiefpersoneel en treinreizigers in 1944 waren blootgesteld.
Sein Lodewijk
Sein Lodewijk
Geel-blauw-gele vlag of sein ‘Lodewijk’, Collectie Spoorwegmuseum.
Als er geallieerde vliegtuigen waren gesignaleerd, werd op stations en seinhuizen een geel-blauw-gele vlag opgehangen. Om een paniekstemming onder de reizigers te voorkomen, kreeg deze vlag de codenaam ‘Sein Lodewijk’, waarbij ‘L’ stond voor luchtgevaar. Als het donker was, konden de stations en seinhuizen het treinpersoneel met een blauw licht waarschuwen voor de komst van geallieerde vliegtuigen.
Vlag
Vlag
Foto van het hijsen van de geel-blauw-gele vlag op station Dordrecht, 1943, Collectie Spoorwegmuseum.
Op het perron van station Dordrecht werd in 1943 het sein ‘Lodewijk’ of ‘Luchtgevaar’ gegeven door het hijsen van een geel-blauw-gele vlag.
Bommen
Bommen
Affiche van Joop Geesink, ‘Bommen suizen naar het licht’, ca. 1943, Collectie Spoorwegmuseum.
NS moest vanwege de aanhoudende treinbeschietingen verschillende verduisteringsmaatregelen nemen. Zo moesten treinreizigers ’s avonds de gordijnen van de raampjes gesloten houden, zodat de trein in het donker niet zichtbaar was voor geallieerde piloten. Dit kon door middel van lichtdichte gordijnen zodat het licht in de coupés kon blijven branden. Bij dunne gordijnen die niet lichtdicht waren, werden zwart gespoten lampen in de rijtuigen opgehangen.
Noodlottig
Noodlottig
Affiche van Joop Geesink, ‘Reeds ’t ontsnappen van een schijn…’, ca. 1943, Collectie Spoorwegmuseum.
Alle Nederlanders kregen te maken met verduisteringsmaatregelen. Zij moesten zwart verduisteringspapier voor de ramen plakken zodat het ’s avonds aardedonker was en geallieerde piloten hun doelwitten niet konden onderscheiden. Die verduisteringsvoorschriften golden ook voor de gebouwen en werkplaatsen van NS, waar de ruiten vaak met blauwe verf werden beschilderd.
Gordijnen dicht
Gordijnen dicht
Affiche van Joop Geesink, ‘Reeds ’t ontsnappen van een schijn…’, ca. 1943, Collectie Spoorwegmuseum.
Het affiche waarschuwde de reizigers om niet te vergeten ’s avonds de gordijnen te sluiten. Elk streepje licht kon immers geallieerde vliegtuigen aantrekken. Daarnaast kregen reizigers met behulp van strooibiljetten aanwijzingen om de trein bij aanvallen niet te verlaten, tenzij de conducteur andere orders gaf.
Luchtalarm
Luchtalarm
Metalen plaatje met tekst over luchtalarm, Collectie Spoorwegmuseum.
Metalen bordje, waarschijnlijk afkomstig uit een seinhuis, dat aangaf dat de seinlichten op halve sterkte geschakeld konden worden in geval van luchtalarm.
Lampen uit
Lampen uit
Verduisteringsplaten voor de lampen van een locomotief, ca. 1944, Collectie Spoorwegmuseum.
Ook de lampen van de locomotieven konden opvallen voor de piloten van geallieerde vliegtuigen. Daarom werden ze bedekt met verduisteringsplaten, die nauwelijks licht doorlieten. Om in het donker toch nog enigszins op te vallen, werden de buffers van de locomotieven wit geschilderd.
Tenderbunker
Tenderbunker
Tenderbunker, te zien bij het seinhuis op het buitenterrein, Collectie Spoorwegmuseum.
Een aantal locomotieven kreeg een betonnen schuilbunker op de voorraadwagen voor water en kolen, de tender. Hierin kon het locomotiefpersoneel in geval van luchtgevaar schuilen. Tenderbunkers waren niet geliefd onder het personeel: de machinisten en stokers moesten eerst over kolen klauteren om in een nauwe ruimte te kruipen, waar eigenlijk geen plaats was voor twee man. Bij een beschieting sprong het personeel liever uit de machinistencabine om een schuilplaats langs de spoorbaan te vinden.
Schuilen op loc
Schuilen op loc
Foto locomotief 3919 met tenderbunker, Collectie Spoorwegmuseum.
Uit de foto van de betonnen schuilplaats op stoomlocomotief 3919 blijkt wel hoe onhandig deze ‘tenderbunkertjes’ voor de stoker en de machinist waren. Bij een geallieerde luchtaanval moesten zij over de kolen heen kruipen en in het krappe bunkertje kruipen.
Waarschuwing
Waarschuwing
Aanplakbiljet met waarschuwing voor duisternis, maart 1944, Collectie Spoorwegmuseum.
Om ’s avonds zo min mogelijk op te vallen, werd de verlichting in de treinen en op de stations tot een minimum beperkt. Daardoor was het ook echt donker op de perrons. Met het aanplakbiljet waarschuwde de NS directie de treinreizigers voorzichtig te zijn bij het uitstappen.
Noodglas
Noodglas
Ruitjesboard of noodglas, ca. 1942, Collectie Spoorwegmuseum.
Door beschietingen sneuvelden er regelmatig ruiten, zowel bij treinen als gebouwen. Bij gebrek aan voldoende materialen werden beschadigde ramen snel weer ‘glasdicht’ gemaakt met zachtboard platen met kleine ronde glaasjes. De platen lieten niet veel licht toe in de rijtuigen. Reizigers konden alleen wat van het landschap zien als ze precies met een oog voor een glaasje gingen zitten.
Luchtafweerwagen
Luchtafweerwagen
Drie foto’s van een luchtafweerwagen voor de Duitse Wehrmacht, 1941, Collectie Spoorwegmuseum.
Het doel van de geallieerde beschietingen was in de eerste plaats het ontregelen van de Duitse militaire transporten. Vanaf 1941 bepaalden de Duitsers dat bij elk transport voor de Wehrmacht twee zogeheten ‘Luchtafweerwagens’ moesten meerijden. Binnen in de wagens bevonden zich diverse beschermende materialen, zoals verbandmiddelen, brandblussers en alle mogelijke gereedschappen om het spoor begaanbaar te houden.
Flak-wagen
Flak-wagen
Foto Duitse flak-wagen, die na de bevrijding aangetroffen werd op het Maliebaanstation (tegenwoordig Spoorwegmuseum), Collectie Spoorwegmuseum.
Vanaf 1942 werden sommige transporten voor de Wehrmacht beschermd door ‘Flak-wagens’, wagens met luchtafweergeschut. Onder NS-personeel waren deze wagens gevreesd, omdat door het terugschieten van de Duitsers de strijd met geallieerde piloten verhardde, met meer slachtoffers tot gevolg.
Glassplinters
Glassplinters
Blikje met glassplinters verzameld door Jopie Buursema, juni 1944, Collectie Spoorwegmuseum, schenking Marianne Plijnaar.
Jopie Buursema (1921-2018) reisde in juni 1944 van Rotterdam naar Assen en maakte onderweg een treinbeschieting door geallieerde vliegtuigen mee. Als gevolg daarvan versplinterden de treinramen en kreeg ze een regen van glassplinters over zich heen. De scherven kwamen ook in haar jaszakken terecht. “Ik heb handenvol glassplinters uit m’n jaszakken geschept”, vertelde ze later. Enkele splinters zijn in een blikje bewaard gebleven.
Gaten
Gaten
Foto treinstel na treinbeschieting, Collectie Spoorwegmuseum.
De foto van een beschoten treinstel toont aan welke desastreuze gevolgen een treinbeschieting kon hebben.
Beschoten trein
Beschoten trein
Foto van beschoten en uitgebrande trein, Collectie Spoorwegmuseum.
“Geblakerd en doorzeefd door kogels, eens de trots van NS”. Zo luidde het onderschrift van een foto van een zwaar gehavende elektrisch treinstel van het type Mat ’36.
Nummerplaat
Nummerplaat
Nummerplaat beschoten Belgische trein, november 1944, Collectie Spoorwegmuseum.
De beschietingen door geallieerde vliegtuigen gingen ook door nadat het NS-personeel vanaf 17 september 1944 in staking was gegaan. Zo vond in november 1944 bij Baarn een geallieerde beschieting plaats op de Belgische locomotief 8478, die door de Duitsers was gevorderd. Deze locomotief trok goederenwagens met paarden, die voor het grootste deel door de beschieting werden gedood. De gewonde paarden werden door de Duitsers afgemaakt, waarna de Baarnse bevolking een aantal dagen paardenvlees op het menu had staan.
Straf
Straf
Duitstalig aanwijsbord ‘Alle Reisenden’ van de Deutsche Reichsbahn, Collectie Spoorwegmuseum.
Met een Duitstalig aanwijsbord werden de treinreizigers zelf verantwoordelijk gehouden voor het naleven van de voorschriften om de ramen te verduisteren. Dit was nodig omdat een verlichte trein een makkelijk doelwit was voor beschietingen door geallieerde vliegtuigen. Reizigers die zich niet aan deze voorschriften hielden, werden gestraft. Het aanwijsbordje is niet door NS, maar door de Deutsche Reichsbahn uitgegeven. Mogelijk hing het in een Duitse trein die tijdens de spoorwegstaking in Nederland reed.
Railwacht
Dienstorder
Dienstorder
Dienstorder N. 569, 4 september 1942, Collectie Spoorwegmuseum.
Op 4 september 1942 maakte de directie van NS bekend dat op een aantal hoofdlijnen een railwacht werd ingesteld. Deze werkte onder leiding van de Dienst van Weg en Werken. De spoorlijnen werden in vakken van ongeveer vier kilometer ingedeeld, waarop een railwachtpost dienst moest doen. Wanneer onregelmatigheden op het spoor werden ontdekt, moest het treinverkeer zo snel mogelijk stilgelegd worden totdat de Duitse politie onderzoek naar de toedracht had gedaan.
Beschermende kleding
Beschermende kleding
Brief d.d.15 oktober 1942, Correspondentie NS en de Duitse Bahnbevollmäcthtigte, HUA 1867, Dossier 73.
De railwacht werd op aandringen van de Duitsers ingesteld, maar er was gebrek aan allerlei materialen. Dat blijkt uit de brief van Hoofdingenieur A. Plomp van de zesde afdeling van de Dienst Weg en Werken aan de Vbh (verbindingshoofdinspecteur) Giesberger. Plomp waarschuwde dat er onvoldoende beschermende kleding en overjassen beschikbaar waren zodat het regelmatig voorkwam dat railwachters door en door nat werden.
Mouwband
Mouwband
Mouwband railwacht, 1942, Collectie Spoorwegmuseum.
De railwachters waren verplicht op de linker bovenarm een witte armband met het opschrift ‘Nederlandsche Spoorwegen’ te dragen, met een NS stempel en het gevleugelde wiel.
Blikken plaatje
Blikken plaatje
Mouwband met blikken plaatje van de railwacht, 1942, Collectie Spoorwegmuseum.
Al snel na de introductie van de stoffen mouwband voor railwachters bleek dat het opschrift snel verbleekte. Om die reden kregen zij na november 1942 licht metalen blikken plaatjes met de hoofdletters NS, die met riempjes aan de linker bovenarm bevestigd konden worden.
Rapport
Rapport
Rapport 25 juni 1943, Correspondentie NS en de Duitse Bahnbevollmäcthtigte, HUA 1867, Dossier 73.
De taak van de railwachters was om alle mogelijke gevallen van sabotage door te geven aan de controleurs. De voorvallen werden vastgelegd in een rapport, dat verstuurd werd naar het hoofd Exploitatie van NS, Gustav Giesberger. Meestal ging het om losgedraaide spoorbouten, een gebroken bovenleiding of een kapotte spoorstaaf. Aan de hand van het verslag volgde nader onderzoek. In dit geval ging het om twee projectielen die onder de spoorstaaf waren aangebracht bij de seinpost bij Meppel.
Incident
Incident
Brief 16 maart 1943, Correspondentie NS en de Duitse Bahnbevollmäcthtigte, HUA 1867, Dossier 73.
Er vonden regelmatig incidenten tussen railwachters en Duitse soldaten plaats. Ook die klachten kwamen terecht bij Giesberger en zijn afdeling. Soms ging het om verdenking van beschuldigingen van sabotagehandelingen door railwachters zelf, maar in dit geval was er een klacht over het optreden van Duitse militairen. Deze hadden zich in dronken toestand misdragen en twee railwachters onder schot gehouden.
Rode vlag
Rode vlag
Rode vlag, jaren 40, Collectie Spoorwegmuseum.
Er bestonden strikte voorschriften over wat een railwachter bij zich moest hebben om de spoorbaan op onregelmatigheden te onderzoeken. Een van de belangrijkste zaken was een rode vlag, waarmee hij, net als alle sein- en overwegwachters aan het spoor, de machinist een teken kon geven om onmiddellijk te stoppen.
Knalsein
Knalsein
Blikje knalseinen, jaren 40, Collectie Spoorwegmuseum.
Wanneer het mistig weer was of sneeuwde, had het voor een railwachter weinig zin om bij gevaar een rode vlag of lamp te tonen. Daarom moest hij altijd een blikje knalseinen bij zich dragen. Deze kleine explosieven waren niet gevaarlijk, maar veroorzaakten wel een luide knal als ze op het spoor gelegd werden en de trein eroverheen reed. Voor een machinist was dit een teken om onmiddellijk te stoppen.