Wederopbouw

Met de capitulatie van de Duitse troepen op 5 mei 1945 kwam een einde aan de spoorwegstaking. De Duitsers hadden in de laatste maanden voor de bevrijding veel vernielingen aan het Nederlandse spoor toegebracht. Baanvakken waren opgebroken, materieel was naar Duitsland afgevoerd, bruggen opgeblazen en kantoren en werkplaatsen overhoop gehaald. Maar de spoorwegstakers kwamen met opgeheven hoofd uit de oorlog tevoorschijn, met een nieuw doel voor ogen: het herstel van de spoorwegen en de wederopbouw van Nederland. Daarbij wilden Hupkes, van Rijckevorsel en Giesberger geen inmenging van de in 1941 door de Duitse Rijkscommissaris Seyss-Inquart ontslagen directeur Goudriaan. Tot hun verbazing was deze in de herfst van 1944 door de Nederlandse regering weer in zijn oude functie bij NS aangesteld in het bevrijde Zuiden. Zij dreigden opnieuw in staking te gaan als Goudriaan als president-directeur zou terugkeren. Omdat er onvoldoende draagvlak voor hem was, werd Goudriaan in juni 1945 eervol ontslagen, waarna Hupkes hem als president-directeur opvolgde. Deze stond voor grote uitdagingen, want van de oorspronkelijke 4500 kilometer spoor was nog maar duizend kilometer berijdbaar. Met uiterste krachtinspanning was in september alweer 3100 kilometer spoor beschikbaar. Hoge prioriteit had het herstel van de verbinding tussen Noord- en Zuid-Nederland om het kolen- en voedselvervoer weer op gang te brengen.

Bevrijding van Zuid-Nederland

Terwijl het noorden van Nederland nog bezet was, werden de eerste dorpen in Limburg al op 12 september 1944 bevrijd, snel gevolgd door meerdere gebieden in het zuiden. De in 1941 door de Duitsers ontslagen NS-directeur Jan Goudriaan had begin september 1944 onderdak gezocht in Eindhoven en maakte daar op 18 september de bevrijding mee. Vervolgens verzocht hij de Nederlandse regering in ballingschap om in zijn functie van directeur van NS in het bevrijde zuiden hersteld te worden. Dit gebeurde bij een besluit van minister Alberda op 31 oktober. Met kunst- en vliegwerk en in samenwerking met de Belgische spoorwegen en het Militair Gezag wist Goudriaan het bedrijf in de bevrijde gebieden weer op gang te brengen door bruggen, lijnen en spoorwegmaterieel te laten herstellen.

Bevrijding

De capitulatie van het Duitse leger op 4 mei 1945 maakte een einde aan de spoorwegstaking, wat een enorme opluchting betekende voor de medewerkers van NS. Al bijna acht maanden zaten velen van hen ondergedoken en begaven zij zich alleen met vervalste persoonsbewijzen op straat. Nadat via een dienstorder van waarnemend directeur Hupkes de opdracht kwam om weer aan het werk te gaan, reden al snel de eerste treinen weer. Daarnaast was er ook bij NS tijd voor vreugde en werd deelgenomen aan vele bevrijdingsoptochten en -feesten.

Oorlogsschade

In het jaarverslag van NS uit 1945 werd een opsomming gegeven van de vernielingen die door de Duitsers aan de Nederlandse spoorwegen, gebouwen en treinen waren toegebracht. Maar liefst 72 stations, 25 goederenloodsen, 63 seinhuizen, 14 locomotiefloodsen, 14 werkplaatsen en 76 wachtposten waren zwaar beschadigd. 161 stoomlocomotieven waren nog vermist en het overgrote deel van het reizigersmaterieel was niet meer bruikbaar. Op de meeste baanvakken was de bovenleiding vernield, terwijl de elektrische treinen beschadigd of door de Duitsers gevorderd waren. Ook de meeste spoorbruggen waren onberijdbaar. De totale schade werd door NS zelf geschat op 522,5 miljoen gulden.

Slachtoffers NS

Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen 477 spoorwegmensen om. Hieronder waren Joodse medewerkers, die al in november 1940 werden ontslagen en later in de concentratie- en vernietigingskampen werden omgebracht. Daarnaast vielen bij NS slachtoffers door beschietingen en sabotage op het spoor. Politieke tegenstanders van de Nazi’s werden gefusilleerd of overleden in concentratiekampen. NS besteedde aandacht aan de omgekomen spoorwegmedewerkers in het tijdschrift Spoor- en Tramwegen, waarin zoveel mogelijk namen en portretten werden gepubliceerd. In 1948 werden op 110 stations, werkplaatsen en dienstgebouwen plaquettes met de namen van slachtoffers aangebracht. Op 17 september 1949 werd ter nagedachtenis aan alle gevallen spoorwegmensen bij het hoofdkantoor van NS, Hoofdadministratiegebouw HGB III, een beeld van de Groningse beeldhouwer Willem Valk onthuld.

Zuiveringen

Na de oorlog ontstond de behoefte om Nederland te zuiveren van mensen die te nauw met de Duitsers hadden samengewerkt. Hoewel de directie van NS zelf nog niet gezuiverd was, kreeg ze van de regering toestemming de zuiveringen van het spoorbedrijf in eigen hand te houden. In verschillende steden werden door de directie van NS zuiveringscommissies ingesteld. NS-personeel diende maar liefst 7290 klachten in tegen collega’s die gecollaboreerd hadden, lid van de NSB waren of niet hadden deelgenomen aan de spoorwegstaking. De straffen varieerden van een boete, inhouding van loon tot overplaatsing of ontslag. Het voormalig verzet had kritiek op de wijze waarop de zuiveringen bij de spoorwegen werden uitgevoerd. Na een klacht van onder meer oud-directeur Goudriaan moest ook de directie van NS zich verantwoorden voor haar beleid tijdens de oorlog, maar de ingediende bezwaren werden ongegrond verklaard.

Herstel

Na de bevrijding probeerde NS met stoomlocomotieven en rijtuigen van Duitse, geallieerde en Nederlandse makelij de dienst zo snel mogelijk weer op gang te brengen, waarbij ook goederenwagens en vrachtauto’s werden ingezet. Met grote krachtsinspanning werden de spoorbruggen over de grote rivieren berijdbaar gemaakt. In zijn wekelijkse radiopraatje ‘De spoorwegen spreken’ gaf Hoofdinspecteur en Chef van de Dienstregeling dr. P. Th. Posthumus Meyjes een overzicht van de werkzaamheden van NS. En dankzij het Marshallplan, de financiële ondersteuning van de Amerikanen bij de wederopbouw van Nederland, kreeg NS de kans om nieuwe locomotieven aan te schaffen.

Geschiedschrijving NS

Vlak na de oorlog overheerste bij NS een gevoel van trots op de moedige houding van het spoorwegpersoneel tijdens de spoorwegstaking. Na de parlementaire enquête in 1953 naar het Nederlandse regeringsbeleid in de oorlog kreeg NS langzaamaan steeds meer kritiek te verduren. Tijdens de interviews bleek dat de voormalige NS-directie en de Personeelraad maar weinig begaan waren met het lot van de gedeporteerde Joden. Uit de uitvoerige studie van professor A.J.C. Rüter uit 1960 kwam bovendien naar voren dat de spoorwegstaking veel minder militair effect had gehad dan tot dan toe werd verondersteld. Na verloop van tijd concentreerde de kritische houding tegenover NS zich steeds meer op één vraag: waarom had de NS-directie wel tegenstand tegen de Duitse bezetter geboden toen het ging om het eigen personeel, maar niets voor de gedeporteerde Joodse burgers gedaan? NS heeft ook lang zelf met deze vraag geworsteld. Pas in 2005 bood toenmalig topman Aad Veenman zijn excuses aan de Joodse gemeenschap aan voor het leed dat door de deportaties veroorzaakt is. In 2018 werd op initiatief van Holocaustoverlevende Salo Muller bereikt dat NS schadevergoedingen gaat betalen aan de Joden, Roma en Sinti die met treinen naar de concentratiekampen zijn vervoerd en hun directe nabestaanden.