Kom ook Spoorweg Spelen, we zijn iedere dag van de meivakantie geopend! Komt u met het openbaar vervoer? Van 29 april t/m 4 mei is de dienstregeling voor de pendeltrein van en naar het Spoorwegmuseum aangepast door werkzaamheden. Check de reisplanner van NS voor het meest actuele advies.

Spoorwegstaking

Op aandringen van het geallieerde Opperbevel liet de Nederlandse regering in Londen op zondag 17 september via Radio Oranje oproepen tot een algemene staking van het spoorwegpersoneel. Het doel daarvan was de geallieerde operatie ‘Market Garden’, die eerder die zondag bij Arnhem was begonnen, in militair opzicht te ondersteunen. Door het spoor stil te leggen, zouden de Duitsers hun militaire materieel en soldaten niet op tijd kunnen verplaatsen, zo was het idee. Daardoor zouden de Geallieerden sneller kunnen oprukken om de bevrijding van Nederland dichterbij te brengen. Die bevrijding zou nog maar een kwestie van weken, misschien zelfs dagen zijn. Niets bleek minder waar. Ondanks het feit dat meer dan 30.000 Nederlandse spoorwegmensen hun werk neerlegden, kregen de Duitsers de treinenloop zelf al snel weer op gang. Het militair effect van de staking was daardoor gering. De Geallieerden wisten Nederland ten zuiden van de rivieren voor het grootste deel te bevrijden, maar Noord- en West-Nederland bleef in Duitse handen. Dat de bezetting, en daarmee de spoorwegstaking, nog bijna acht maanden zou duren, had niemand van te voren kunnen vermoeden.

NS blijft rijden

Eind 1943 leden de Duitsers gevoelige nederlagen, waardoor de mogelijkheid van een invasie van de Geallieerden op het vasteland van West-Europa waarschijnlijk werd. Het Nederlandse verzet wilde in overleg met de NS-directie over een spoorwegstaking, die in militair opzicht nodig zou kunnen zijn om de troepen- en materieelverplaatsingen van de Duitsers te vertragen. Directeur Hupkes stelde zich gereserveerd op. Hij vond dat de troef van een staking maar een keer kon worden uitgespeeld, en wel op een moment dat de Nederlandse regering geschikt vond. Het contact tussen Hupkes, het verzet en de regering in ballingschap over een eventuele staking kwam in februari 1944 tot stand. Met de geallieerde invasie op 6 juni 1944 in Normandië kwam de bevrijding van West-Europa in zicht. Een dag later werd op verzoek van Hupkes via het verzet een telegram naar de regering in Londen gestuurd met de vraag om de wensen met betrekking tot de spoorwegen kenbaar te maken. Het antwoord kwam pas een maand later en hield in dat eventuele opdrachten via radio Oranje bekend gemaakt zouden worden. Tot die tijd bleef NS doorrijden, ook al werd het steeds gevaarlijker op het spoor. Ook de deportatietreinen bleven rijden; de laatste vertrok vier dagen voor de staking vanaf Westerbork.

De stakingsoproep

Op zondag 17 september 1944 om kwart voor zes ’s middags liet de Nederlandse regering in Londen via Radio Oranje oproepen tot een algemene staking van het spoorwegpersoneel. Omdat radio’s door de Duitsers verboden waren, kon alleen clandestien naar de berichten geluisterd worden. Daardoor had niet iedereen de oproep direct gehoord. Waarnemend directeur Hupkes stond op dat moment op de golfbaan en hoorde het pas bij thuiskomst. Gustav Giesberger vertrouwde de oproep niet en dacht aan een truc van de Duitsers. Hij belde met een clandestiene telefoon naar het verzet en kreeg de afgesproken code door: ‘De kinderen van Versteeg moeten allen onder de wol’. Versteeg was de schuilnaam van directeur Hupkes en de kinderen waren alle medewerkers van NS. Dankzij de afgesproken code wist hij dat het bericht klopte en dat hij snel moest onderduiken.

Verloop van de staking

Na een rommelige start had de stakingsoproep vrij snel effect. In vrijwel geheel Nederland lag het spoorwegverkeer volkomen stil. Ondanks het feit dat ca. 30.000 Nederlandse spoorwegmensen staakten, kregen de Duitsers met eigen spoorwegpersoneel hun militaire treintransporten echter al na ruim een week zelf weer op gang. Veel militair effect had de staking daardoor niet. De Geallieerden bevrijdden het grootste deel van Nederland ten zuiden van de rivieren, maar Noord- en West-Nederland bleef nog bijna acht maanden door de Duitsers bezet. In tegenstelling tot wat werd gevreesd, bleef het aantal wraakacties van de Duitsers tegen de stakers beperkt, al zijn er zeker voorbeelden van huizen die in brand werden gestoken en spoorwegmedewerkers die werden opgepakt. Sommige personeelsleden van NS begaven zich al snel weer met vervalst persoonsbewijs op straat. Jonge mannen doken meestal onder vanwege de razzia’s van de Duitsers, die dringend arbeidskrachten nodig hadden voor hun oorlogsindustrie.

Financiering staking

De staking kon alleen bijna acht maanden worden volgehouden doordat alle stakers hun lonen uitbetaald kregen, inclusief hun jaarlijkse kerstgratificatie. Dit geld is voor een deel opgebracht door NS, die 28 miljoen aan ‘invasiegeld’ had gereserveerd. Het resterende bedrag, ca. 36,6 miljoen, werd opgebracht door het Nationaal Steunfonds (NSF), ook wel ‘de financier van het verzet’ genoemd. Dit fonds kwam aan het geld door ‘de grootste bankfraude uit de Nederlandse geschiedenis’. De opzet daarvan was bedacht door de kopstukken van het NSF, de gebroeders Walraven en Gijs van Hall. Tussen het NSF en de directie van NS kwam het tot onenigheid over de vraag wie verantwoordelijk was voor het uitbetalen van de spoorwegstakers. Waarnemend directeur Hupkes wilde de uitbetaling van zijn personeel nadrukkelijk in eigen hand houden, terwijl de gebroeders van Hall vonden dat de verantwoordelijkheid bij het NSF lag. Uiteindelijk kwam het tot een compromis waarbij werd afgesproken dat de kwitanties van de betalingen tot na de oorlog op een neutrale plek werden bewaard. Daarnaast was Hupkes erop gebrand de spoorwegstaking te leiden via de door hem en de Personeelraad aangewezen correspondenten. Deze bleken lang niet altijd geschikt voor deze taak, waardoor in veel steden andere spoorwegmedewerkers of verzetsmensen het voortouw namen. Van een centrale, door de directie geleide staking was daardoor geen sprake.

Gevolgen

De spoorwegstaking had ingrijpende gevolgen voor de Nederlandse bevolking. Allereerst probeerde de Duitse Rijkscommissaris Seyss-Inquart de staking te breken door het goederenvervoer per schip te verbieden. Daardoor waren alle grote transportmogelijkheden afgesloten en dreigde hongersnood. Nadat Seyss-Inquart half oktober de scheepvaart weer toestond, kon er weer langzaam voedsel per schip worden aangevoerd. Door de strenge winter bevroren de rivieren en was de scheepvaart alsnog wekenlang gestremd. Daardoor was er vooral in het westen van Nederland nog maar heel weinig voedsel, met de beruchte Hongerwinter tot gevolg. De regering in Londen heeft de spoorwegstakers steeds opgeroepen om vol te houden. Daarmee kreeg de spoorwegstaking vooral een moreel effect als verzet tegen de Duitse overheerser.

Herdenking

Op 17 september 1944 leek de bevrijding van Nederland heel dichtbij. Dat de oorlog en daarmee de spoorwegstaking nog bijna acht maanden zou duren, had niemand voorzien. Waarnemend directeur Hupkes noemde de staking “de grootste verzetsdaad uit de geschiedenis”. Of echt van een verzetsdaad gesproken kan worden, is tot op de dag van vandaag onderwerp van discussie. De spoorwegstaking kwam immers tot stand ‘op bevel van hogerhand’ en kon alleen worden volgehouden omdat de lonen van de spoorwegmedewerkers al die tijd met behulp van het verzet werden doorbetaald. Vlak na de oorlog werden de spoorwegmannen en -vrouwen geprezen voor hun standvastigheid tijdens de laatste maanden. De NS-directie hield de herinnering aan de spoorwegstaking levend met behulp van plaquettes, medailles en herdenkingsborden. Kritiek was er ook, zeker uit de hoek van het voormalige verzet.